Studeren kost altijd geld, maar niet iedereen betaalt evenveel. Check de volgende stappen om te zien welke kosten er, in verschillende situaties, bij een studie komen kijken.
Voltijd mbo-leerlingen vanaf achttien jaar betalen lesgeld; voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) betalen collegegeld, ongeacht hun leeftijd. De kosten van lesgeld zijn momenteel grofweg 1000 euro per jaar; de kosten van collegegeld liggen rond de 1900 euro. Op de website van de Rijksoverheid staat een overzicht met exacte bedragen. Hierbij wordt uitgegaan van studies aan niet-particuliere onderwijsinstellingen.
Een studie aan een particuliere instelling kost al gauw veel meer. Het collegegeld van universiteit Nyenrode, bijvoorbeeld, ligt rond de 6000 euro voor één bachelorjaar accountancy (deeltijd).
Een student die een kamer of appartementje huurt maakt meer kosten dan iemand die thuis woont. Het Nibud stelt dat een uitwonende student in het hoger onderwijs rekening kan houden met de volgende maandelijkse kosten*:
- Huur: 341 euro
- Boodschappen: 152 euro
- Studieboeken: 84 euro
- Vervoer (naast het studentenreisproduct voor het openbaar vervoer):
48 euro
- Ontspanning, uitgaan, sport: 130 euro
- Kleding en schoenen: 58 euro
- Zorgverzekering: 106 euro
- Telefoon: 32 euro
Dit komt neer op 951 euro per maand, ofwel 11.412 euro per kalenderjaar. Een thuiswonende student kan de bovenste twee kostenposten van het lijstje schrappen. De kosten zijn dan (uitgaande van een gelijk uitgavenpatroon wat betreft de andere zaken) respectievelijk 458 en 5.496 euro per kalenderjaar.
Uitwonende studenten doen er goed aan te kijken of ze recht hebben op huurtoeslag, want dat kan veel geld schelen.
* Deze kosten zijn gemiddelden voor studenten in het hoger onderwijs (hbo en wo). In dit overzicht is het collegegeld niet meegenomen. Een mbo’er kan pas vanaf zijn of haar 18e een studentenreisproduct krijgen, dus de kosten voor vervoer kunnen bij jongere mbo’ers hoger liggen. Zie voor meer informatie over het studentenreisproduct punt vier van deze checklist.
Een simpele optelsom laat zien dat een mbo-opleiding van drie jaar minder geld kost dan een universitaire studie van vijf jaar. Je kunt vooraf uitrekenen hoeveel een studie gaat kosten en daar rekening mee houden. Duurt de studie vervolgens langer dan gepland, dan kunnen de kosten uit de hand gaan lopen.
Studievertraging oplopen is duur. Na één extra studiejaar in het hoger onderwijs moeten studenten het zogenaamde ‘verhoogd wettelijk collegegeld’ gaan betalen, dat momenteel rond de 5000 euro per collegejaar ligt. Een student die een vierjarige hbo-opleiding volgt kan er dus zonder consequenties vijf jaar over doen. Maar vanaf het zesde studiejaar komt een aanzienlijk hoger bedrag aan collegegeld om de hoek kijken.
Deze langstudeerdersmaatregel geldt niet voor mbo’ers.
Mbo’ers van achttien jaar en ouder kunnen studiefinanciering aanvragen. Dat geldt ook voor studenten in het hoger onderwijs die jonger zijn dan dertig. Dankzij studiefinanciering worden de kosten gedrukt. Niet iedereen krijgt evenveel: de hoogte van het bedrag hangt onder andere af van de woonsituatie van de student en het inkomen van de ouders. De Dienst Uitvoering Onderwijs heeft een tool voor het berekenen van de hoogte van de studiefinanciering.
Een onderdeel van de studiefinanciering is het studentenreisproduct. Dat is een abonnement voor het openbaar vervoer. Hiermee kan een student gratis reizen, doordeweeks of in het weekend. Kijk hier voor meer informatie over het reisproduct voor mbo’ers en hier voor meer informatie over studiefinanciering voor studenten in het hbo en wo.
Houd er rekening mee dat de studiefinanciering niet altijd een gift is. In veel gevallen moet een studie binnen een bepaald aantal jaar worden afgerond, anders verandert de financiering in een lening. Kijk hier voor meer informatie over studiefinanciering voor mbo’ers en hier voor meer informatie over studiefinanciering voor studenten in het hbo en wo.
Let op: met ingang van september 2015 vervalt de studiefinanciering volgens het huidige model. Hij maakt plaats voor het zogenaamde sociaal leenstelsel, waarbij in ieder geval de basisbeurs vervalt. In sommige gevallen blijft de aanvullende beurs wel behouden.
Lees ook: Vijf dingen die iedere student over het leenstelsel moet weten
Volgende keer verder gaan?
Sla je voortgang op en onthoud waar je gebleven bent.
Maak een gratis account aan Ben je al lid? Log in