Het aanbod van beleggingsfondsen is gigantisch. Het zijn er meer dan 15.000. Welke kies je dan? Welk fonds past bij je leeftijd en horizon, bij het rendement dat je wilt behalen en bij het risico dat je wilt (en kunt) lopen?
Aan de slag als belegger? Hier begin je!
Misschien zie je door de bomen het beleggingsfondsenbos niet meer. En is het verleidelijk om in een fonds te stappen dat toevallig goed wordt aangeprezen of bij een collega of vriend in de smaak valt. Maar is het wel echt de beste keuze?
Zoek antwoord op de onderstaande vijf vragen van Morningstar voordat je in een van de vele fondsen stapt. Ja, het is even wat uitzoekwerk, maar op die manier zorg je er wel voor dat je belegt in een fonds dat echt bij je past.
Lees ook: Een beleggingsfonds kiezen? Hier moet je op letten.
1. Hoe heeft het fonds gepresteerd?
Je hebt beleggingsfondsen van allerlei soorten pluimages. Het ene fonds belegt in vastgoed, het andere in opkomende markten en weer een ander in Amerikaanse bedrijven.
Je zou de prestaties van een vastgoedfonds wel naast de prestaties van een opkomende marktenfonds kunnen leggen en zeggen dat bijvoorbeeld het vastgoedfonds 1% meer rendement heeft behaald over de afgelopen vijf jaar.
Maar die vergelijking is niet helemaal juist. Je kunt beter het vastgoedfonds vergelijken met andere vastgoedfondsen of vastgoedindexen. Hetzelfde geldt voor het opkomende marktenfonds. Dan weet je écht of een fonds de afgelopen tijd goed heeft gepresteerd.
Overigens zeggen prestaties uit het verleden niks over de toekomst, maar ze geven wel een beeld van hoe de fondsmanager heeft gepresteerd (ten opzichte van anderen).
Check ook: Zo beoordeel je het rendement van een beleggingsfonds
2. Hoe risicovol is het fonds geweest?
Hoe hoger het risico dat wordt genomen, hoe hoger het potentiële rendement dat je kunt behalen. Dat is doorgaans de stelregel. Om het risico te bepalen dat je met een beleggingsfonds loopt, kun je kijken hoe beweeglijk het fonds is geweest.
De beweeglijkheid van een fonds kan je op verschillende manieren meten. Bijvoorbeeld met de standaarddeviatie. Dat is de spreiding van de stand van het beleggingsfonds rondom het gemiddelde. Als het fonds eerst op 10.000 euro stond en een jaar later op 5.000 euro, dan stond het gemiddeld op 7.500 euro, maar dan is het wel beweeglijker dan wanneer het beide jaren op 7.500 euro stond.
Hoe beweeglijker, hoe meer risico. Goede kans dat je niet zit te wachten op zo'n grillig fonds dat het ene jaar goed presteert en daarna weer wegzakt. De standaarddeviatie wordt overigens meegenomen in de Sharpe-ratio, die de verhouding tussen rendement en risico weergeeft. In het algemeen geldt een 'Sharpe' van meer dan 1 als een goede risico-rendementsverhouding, een verhouding van onder de 1 als een minder goede.
3. Waarin belegt het fonds?
Wat koopt de beheerder van het fonds? Aandelen, obligaties, beide? Deze beleggingsproducten kennen elk een ander risico en een ander rendement. Je hoeft geen 10% rendement te verwachten van een obligatiefonds, maar bij sommige aandelenfondsen is dat heel goed haalbaar.
Als je alleen op de naam van een fonds afgaat, word je niet veel wijzer. Een beheerder kan bijvoorbeeld alleen aandelen van Nederlandse bedrijven kopen of van sterk groeiende Amerikaanse bedrijven. Wat een beheerder koopt voor het fonds bepaalt natuurlijk het rendement dat je als belegger maakt en het risico dat je daarmee loopt.
Lees ook: Meer rendement = meer risico. Altijd.
4. Wie beheert het fonds?
De prestaties van een fonds hangen nauw samen met het team dat het fonds beheert en de strategie van dat team. Het is daarom essentieel dat je weet wie het fonds beheert, of dat kundige beleggers zijn en hoelang ze al aan het roer staan. En kun je je vinden in de strategie?
Er worden regelmatig beheerders ingeruild bij fondsen, dus als je afgaat op prestaties uit het verleden (die overigens nooit garanties bieden), terwijl die fondsbeheerder met zijn strategie er niet meer is, dan zit je niet goed.
Lees ook: Drie redenen om een beleggingsfonds te verkopen
5. Hoeveel kost het fonds?
Kosten van beleggingen eten een groot deel van je rendement op. Het is normaal om te betalen voor professioneel beheer, maar gigantisch hoge kosten zijn niet altijd gerechtvaardigd. Let op belangrijke kostenposten: TER (lopende kosten, die alleen met heel goede redenen hoger 1,5% mogen zijn) en aan- en verkoopkosten.
Check ook: Beleggingsfondsen en ETF's selecteren: zo ga je te werk