Een nieuw gezicht op IEXGeld: Jeroen Wolfsen. Hij is financieel planner en oprichter van website MoneyWise, waar je financiële producten kunt vergelijken. Denk aan pensioenverzekeringen, spaarrekeningen, leningen.
Jeroen ziet het als een uitdaging om ingewikkelde producten en fiscale spelregels in begrijpelijke taal uit te leggen. Hij zal op regelmatige basis gastcolumns voor IEXGeld schrijven. Hieronder lees je z'n eerste bijdrage.
"Had ik die lijfrentepolis maar nooit afgesloten," zegt de klant die ik aan de telefoon heb. "Waarom kan ik niet aan mijn geld komen als ik dat wil?"
"Tja, bij een lijfrenteverzekering horen nou eenmaal fiscale spelregels," is mijn antwoord. "Ik zal het u uitleggen."
Lijfrente, ingewikkelde materie
Mijn collega's en ik krijgen dit soort vragen vaak. Veel mensen hebben een lijfrentepolis afgesloten zonder te weten wat de fiscale regels zijn. Dat klinkt misschien raar, maar dat is het niet: voor een polis die zo'n vijftien jaar geleden is afgesloten, zijn de regels ondertussen drie keer (!) aangepast. De fiscus past de spelregels tijdens het spel soms aan - en zelden in het voordeel van de spelers.
Een voorbeeld. Meneer Jansen heeft in 2001 een lijfrentepolis afgesloten. Hij betaalt 200 euro premie per maand. Inmiddels is hij 60 jaar en de polis, met een waarde van 43.000 euro, komt vrij. Dat komt goed uit, want meneer Jansen is minder gaan werken en hij kan een aanvulling prima gebruiken. Hij heeft al ontdekt dat een lijfrenteuitkering via banksparen meer oplevert dan via een verzekeraar.
Maar wat blijkt: hij mag maar 13.000 euro gebruiken om zijn inkomen van zijn 60e tot 65e aan te vullen. De rest van het geld mag pas vanaf zijn 65e worden gebruikt, of zelfs vanaf zijn AOW-leeftijd. En banksparen is om de een of andere reden voor hem niet toegestaan. Maar dit is helemaal niet hoe meneer Jansen het voor ogen had: hij wil zijn geld nú hebben en niet pas na zijn pensioendatum.
De spelregels van de fiscus
Hoe zit dat nu? Waarom mag hij niet met zijn geld doen wat hij wil?
De fiscus heeft, zoals gezegd, tijdens de looptijd van de polis de regels een paar keer aangepast. Het zit nu als volgt:
- Alleen de waarde op 31-12-2005 mag gebruikt worden voor een zogenoemde overbruggingslijfrente van 60 tot 65 jaar. In het geval van de heer Jansen is dit 13.000 euro. De overbruggingslijfrente moet hij bij een verzekeraar aankopen. Banksparen is hiervoor niet toegestaan.
- De waarde opgebouwd tussen 1-1-2006 en 31-12-2013 mag hij laten uitkeren vanaf zijn 65e. In zijn geval is dat 18.000 euro. Dit mag hij wel laten uitkeren via banksparen, maar de minimale uitkeringsduur is vijf jaar.
- De waarde die hij heeft opgebouwd in 2014 mag hij pas laten uitkeren vanaf zijn AOW-leeftijd, in zijn geval is dat 66 jaar en 3 maanden. De waarde is 12.000 euro en moet ook in minimaal vijf jaar worden uitgekeerd.
De plannen omgooien
Naar aanleiding van mijn verhaal besluit meneer Jansen dat hij de 13.000 euro laat uitkeren via een verzekeraar, tot aan zijn AOW-leeftijd.
De twee andere bedragen - 18.000 en 12.000 euro - zet hij op een bankspaar-opbouwrekening. Zo spaart hij door tot zijn AOW-leeftijd. Zodra hij 66 jaar en 3 maanden is laat hij dit in vijf jaar uitkeren via een bankspaar-uitkeerrekening.
Zijn oorspronkelijke plan om alles tussen zijn 60e en 65e te laten uitkeren kan dus overduidelijk niet worden gerealiseerd. Maar op deze manier heeft hij de beste constructie voor zijn situatie. Pleister op de wonde is dat hij na zijn AOW-leeftijd minder belasting betaalt dan in de jaren daarvoor.
Lees ook: Belastingen na je pensioen: 7 dingen die je moet weten